En.....weg!

Woensdag: We kunnen morgen op vakantie ( Blij gezicht en verwachtingsvol)
Vakantie? Morgen? Dat kan toch niet! Niet zo plotseling!( Onbegrijpelijke uitdrukking)
Hoezo?(Blijheid is verdwenen)
Ik heb toch verplichtingen!(Snap dat dan..)Ik pas toch op en kan toch niet ineens zeggen, ik ben weg.
Okee, laat dan maar.
Waarheen had je gedacht?
Nee, laat maar. (Teleugesteld)
Donderdag: ( Oppas is geregeld) Zullen we nou nog op vakantie gaan?(Twijfelachtig en weinig hoopvol)
Ja, nu kan het wel.
đ¤¸âī¸đĩđâą
Vrijdag: Aankomst Gran Canaria!đ
Heel blij, maar zonder zwembroek đđ

Maandag: Toch even schrikken als de agenda in mijn telefoon aangeeft dat de school weer is begonnen. Sorry, overmacht, ik blijf hier toch echt nog even, hoor.
